ADO’20


***

Sportpark De Vlotter 12 mei 1974



Het zestiende

In 1973 voetbalden we met vier man uit mijn flat bij ADO. We hadden eerst wat geoefend op een knollenveldje aan het eind van de straat en toen bij Veldhuis de stoute voetbalschoenen aangetrokken om ons vervolgens gezamenlijk aan te melden bij de grootste voetbalvereniging van Nederland toen nog.

Ben, mijn buurman, was de praatjesmaker en aanvoerder. Onder mij woonde Dik, de midvoor, die echt niet tegen zijn verlies kon, en aan het eind van de galerij Jan, de keeper en in het bezit van een gesigneerde langspeelplaat van de Rolling Stones, waar ik erg jaloers op was. Samen met nog zeven anderen waren wij het zestiende. De uitwedstrijden deden we met de besteleend van Jan, waarin hij achterin een matras had gelegd om het wat gerieflijker voor ons te maken, want zijn bochten waren nogal onvoorspelbaar, vooral op de terugweg.

We hadden allemaal onze specialiteit. Ik kreeg bijvoorbeeld zelden de bal, want dan begon ik als een blinde kip te rennen en daar werd de rest erg zenuwachtig van. Rots in de branding daarentegen was Arthur, de stopperspil. Die kopte alles weg wat los en vast zat, ook als het van een naburig veld kwam. En onze aanvoerder was de meester van de kromme bal. Als de wind niet al te ongunstig stond gingen zijn corners er zonder verdere tussenkomst van ons in, daar keek niemand meer van op.

Hans deed het anders. Hij was linksbuiten pur sang. En langs de lijn stonden de vrouwen. Hans had een oogje op mijn buurvrouw en stond daarom de hele wedstrijd strak tegen de zijlijn aan geplakt. Zodra wij de kans kregen schoten we de bal, in opdracht van onze aanvoerder, in zijn richting en riepen: Hans! Los!! En dan gooide Hans het bekertje koffie dat hij met de dames stond te drinken weg en snelde als Henri Buitenzorg met bal langs de zijlijn tot aan de cornervlag, sloeg af richting doel, peerde de knikker er in en keerde zo snel als hij kon weer terug op zijn oorspronkelijke positie. En omdat wij dat kunstje heel vaak flikten, wonnen we vaak met grote cijfers.

Op het middenveld hadden we een andere Hans geposteerd. Zijn actieradius was beperkt. Het was hem streng verboden buiten de middencirkel te komen. Daarbinnen schoffelde hij alles weg. Tegenstanders kozen dus een andere route, wij trouwens ook, zodat hij niet veel te doen had. Als hij een slechte dag had keek hij naar het gras en als hij een goeie dag had naar de wolken. En op zó’n dag kwam daaruit zomaar een bal gevallen. Zonder verder ook maar een vin te verroeren nam hij de indringer op zijn slof en scoorde de winnende goal tegen onze aartsrivaal het vijftiende. Na afloop in de kantine verklaarde hij dat al dat heen en weer geloop van ons grote onzin was. Het ging er volgens hem om dat je op het juiste moment op de juiste plaats stond.

Een speler die geen vaste plaats had was Piet. Zijn opdracht was eigenlijk heel dynamisch: hij mocht ons niet in de weg lopen. Dat deed hij zo goed mogelijk en tegen Geel Wit in Haarlem droeg hij op karakteristieke wijze zijn steentje bij. Wij waren met z’n allen naar voren gestormd om een achterstand weg te werken en opeens hoorden wij achter ons krak. Het veld was niet best en Piet had zijn been gebroken. De wedstrijd werd afgeblazen en we eindigden met hem in het ziekenhuis.

En als het echt ging spannen was daar altijd nog Jan, onze sluitpost. Hij was in Amsterdam handbalkeeper geweest en trad op in een dusdanig bespottelijke outfit dat het voor vriend en vijand een hele opgave was serieus te blijven. Het kruis van zijn veel te wijde lange broek hing tussen zijn knieën. Het gebeurde dat de bal door zijn benen werd geschoten op het moment dat hij ging zitten. Dat doen handbalkeepers. Hij keek achterom. Hij was de bal kwijt. Wij waren allemaal de bal kwijt. Totdat die, toen hij op de been was geholpen, ergens in zijn broek werd teruggevonden. Hij was dus moeilijk te passeren. Maar niet voor mij. Zonder te kijken speelde ik een keer op hem terug, toen hij naast mij stond. Hij was uitgelopen, de komediant.

Het einde kwam toen we een feest organiseerden met onze vrouwen. Dat was geen goed idee. Met ragfijne combinaties werd de ploeg finaal uit elkaar gespeeld en alleen Arthur, rots in de branding, bleef het voetbal trouw, als scheidsrechter.