Maandagmorgen halfnegen. Streeklyceum Buitenveldert. Eerste uur. Juffrouw Henniphof. Wij vinden haar een beetje vreemd. Zij spreekt ons aan met u, en geeft Frans, maar soms ook les in andere zaken. Wat hoort en wat niet. Hoge hakken onder een spijkerbroek, dat kan dus niet. De klas schuift ongemakkelijk heen en weer. Waar gaat dit over? We missen Theo Uittenboogaard. Theo had hier wel raad mee geweten. De vrolijkerd is weer eens te laat. Maar daar heb je ‘m al. Juffrouw Henniphof doet eerst of ze hem niet ziet, maar dan opeens vraagt ze en passant: “En Theo, wat is vandaag het excuus? Was uw wekker kapot?” “Nee, u zult het misschien niet geloven”, biecht Theo op, “maar…”, hij kleurt rood, “ … de pap was te heet”. De klas schiet in de lach. Theo levert, altijd weer. Maar juffrouw Henniphof is nog niet klaar. Zij schrijft iets op het bord: “À l’impossible nul n’est tenu”. Dat is ons te machtig. Ze legt het uit. Tot het onmogelijke is niemand gehouden. En dat heet overmacht. Het betekent in dit geval dat Theo, buiten zijn schuld, hier onmogelijk op tijd kon zijn en dat wij hem dat dus niet kwalijk nemen. Maar omgekeerd zal hij het ons niet euvel duiden dat wij niet op hem gewacht hebben. We weten niet wat we er van moeten denken. Het is meer dan zestig jaar geleden, maar ik moest vandaag opeens aan juffrouw Henniphof denken.