Het leven van Dirk Hout (deel 5)


Heen en weer naar Veenhuizen (1839-1861)

In Alkmaar wordt er in 1839 weer een volkstelling gehouden en daar vinden we Dirk Hout in terug. Wat opmerkelijk is: Dirk staat ingeschreven samen met Marijtje Sille en een dochter Johanna die 20 jaar is. Het beroep van Dirk is schoenmaker, Marijtje is baker. Het adres is als vroeger: Oudegracht nr 52. Of dit allemaal klopt weten we niet, maar wel zeker is dat Dirk op 16 november 1839 weer terug is op de Ommerschans. Hij is aangekomen via Zwolle. Volgens het boek De bedelaarskolonie zou dat op vrijwillige aanmelding wijzen. Zijn nummer van inschrijving is nu 2680 en er wordt vermeld dat hij op 15 februari 1840 overgeplaatst is naar Veenhuizen. Omdat het in de Ommerschans overvol was en er wel plaats was in gestichten in Veenhuizen werden maandelijks groepen uit de bedelaarskolonie daarheen overgeplaatst. Met name in het tweede gesticht dat bedoeld was voor de opvang van wezen, was plaats genoeg: in het land bestond veel tegenstand om weeskinderen op te sturen naar Veenhuizen.

Gevangenismuseum gevestigd in het oude Tweede gesticht (Veenhuizen 2013)

Terwijl Dirk in Veenhuizen verblijft moet hij twee keer naar de notaris om zijn toestemming te geven voor het huwelijk van een dochter.
Op 14 mei 1842 maakt notaris Herman Hubert van Leer uit Norg ten huize van de landbouwer Klaas Riesing te Westervelde de akte van toestemming op voor het huwelijk van Maria Hout met Jacobus Fransen, kledermaker te Alkmaar. Buiten de notaris en Klaas Riesing zijn aanwezig: Dirk Hout, colonist in het tweede gesticht der Maatschappij van Weldadigheid, en veldwachter Egbert Kruize. Maria en Jacobus trouwen op 5 juni 1842.
Op 1 maart 1844 gaan Dirk en veldwachter Kruize, tenminste ik denk dat een veldwachter de kolonist moest vergezellen, naar notaris Nicolaas Wilhelm Schroeder Hofstede te Norg. Dit keer gaat dochter Cornelia trouwen met Gerrit Bek, broer van haar zwager Cornelis, en schoenmaker van beroep. Het beroep van Cornelia is dienstbaar, dat van Dirk Hout kolonist. De toestemming wordt ondertekend door de notaris, Dirk Hout, Egbert Kruize en Lambertus Ubels, zaakwaarnemer van beroep. Cornelia en Gerrit trouwen op 12 mei 1844.

Langzamerhand wordt het kennelijk voor Dirk tijd om weer eens naar Alkmaar terug te gaan. Op 26 april 1845 wordt hij uit Veenhuizen ontslagen. Hij is dan op tijd voor het huwelijk van zijn jongste dochter Johanna Maria met Hendricus Timmer op 15 juni 1845. Hendricus is metselaar van beroep en bij het huwelijk wordt een kind erkend. Dirk is samen met Marijtje aanwezig. Hij tekent de akte, maar Marijtje en Johanna Maria doen dat niet: zij hebben dat niet geleerd.

Huwelijk Alkmaar 1845 nr. 41 (Regionaal Archief Alkmaar)


In 1846 is er opnieuw een bruiloft. Op 20 mei trouwt de laatste dochter, de een na jongste, Johanna Christina, in Amsterdam met Hendrik Josias Visser. Hendrik Josias, roepnaam Hein, is in 1818 geboren als zoon van Jozias Hendrik Visser, een scheepstimmerman uit Goes en Hiske Sierks Hannema wier familie oorspronkelijk van Ameland kwam. Als beroep van Hein vinden we kistenmaker, stoelenmaker en stoelenmatter. Het beroep van Johanna Christina is dienstbaar. Dirk en Marijtje kunnen niet naar Amsterdam komen, dat zal te duur geweest zijn, en nu geven zij allebei via notaris Johan Gustav Adolf Verhoeff toestemming voor het huwelijk. Van Dirk Hout wordt vermeld dat hij buiten beroep is, lang zijn vaste woonplaats gehad heeft te Alkmaar en daar ook nu daadwerkelijk verblijft in herberg de Hoop (?).
Van Marijtje Sille wordt gezegd dat zij bij de Banenkerk woont. Dirk is op het kantoor van de notaris verschenen en Marijtje was ten huize van Johannes Kraakman, slijter in wijnen en sterke dranken aan het Verdronkenoord nr 136.

Huwelijksbijlagen Huwelijk Amsterdam 1846 Reg 2 f.155 (Noord-Hollands Archief)

Als getuigen tekenen Hendrik Doorewaard en Jan Doorewaard, schoenmakers te Alkmaar. Marijtje tekent niet, zij kan immers niet schrijven en Dirk mag de akte eerst doorlezen, “uit hoofde der hardhoorigheid van dien comparant”.

*

Op 16 augustus 1849 overlijdt Maria Sille echtgenote van Dirk Hout, 65 jaar, van beroep baker en wonende op de Oude Vest Wijk D nr 9, in het gasthuis van Alkmaar.
Heeft Dirk nu niets meer te zoeken in Alkmaar of heeft hij een terugval? In ieder geval wordt hij op 4 december 1849 voor de vierde keer ingeschreven in de registers van de Ommerschans, onder nummer 6147. Hij komt weer vanuit Zwolle, wat waarschijnlijk weer betekent dat hij zich vrijwillig heeft gemeld. Of moet er nu rekening gehouden worden met het feit dat vanaf 1843 een rechterlijke veroordeling voor verwijzing naar de bedelaarskolonie noodzakelijk was? Op 20 april 1854 wordt hij uit de Ommerschans ontslagen. Maar op 7 november 1856 is hij weer present, opgezonden vanuit Alkmaar. Inschrijvingsnummer is 6196. Het is de vijfde keer en het zal nu eindelijk de laatste keer zijn. Op 22 november wordt hij doorgestuurd naar Veenhuizen. Op 10 april 1861 wordt hij daar ontslagen en we vinden hem terug in het Bevolkingsregister 1849-1860 van Alkmaar op het adres Verdronkenoord Wijk C 122, in wat hoogstwaarschijnlijk een logement is, op de plek waar later de pastorie van de Sint Laurentiuskerk gebouwd wordt. De bouw van de Cuyperskerk ernaast is dan bijna voltooid. Die wordt op 15 oktober 1861 in gebruik genomen. Dat maakt Dirk niet meer mee want op 2 augustus 1861 overlijdt Theodorus Hout in het Gasthuis. Het overlijden wordt aangegeven door Willem Sprang, de binnenvader in het gasthuis en Pieter Teeling de ziekenvader.

Burgerlijke Stand Overlijden Alkmaar 1861 nr. 229 (Regionaal Archief Alkmaar)


Zo eindigt het leven van Dirk Hout in zijn geboorteplaats Alkmaar. Hij is 76 jaar oud geworden en daarvan bracht hij ruim achttien jaar door in de Koloniën van Weldadigheid te Ommerschans en Veenhuizen en nog eens 3 jaar in de gevangenis van Hoorn voor het meenemen van wat wasgoed.


***

Het leven van Dirk Hout (1785-1861)
Inleiding
Dirks jonge jaren
Schoenmaker in Alkmaar
Ommerschans
Naar de gevangenis
Heen en weer naar Veenhuizen

Zie ook de parenteel van Jan Hout (1758-1802)


Bronnen

Drents Archief: Maatschappij van Weldadigheid via www.allekolonisten.nl
Noord Hollands Archief: Burgerlijke Stand Alkmaar, huwelijkse bijlagen Alkmaar en Amsterdam, DTB Uitgeest
Noord-Hollands Archief: 417-76 Rechtbank van Eerste Aanleg Alkmaar 1811-1838. Processtukken en uitspraken
Noord-Hollands Archief: 73- 474 Gevangenisregister Hoorn
Regionaal Archief Alkmaar: DTB Alkmaar, Burgerlijke stand Alkmaar, Bevolkingsregisters Alkmaar, Historisch Kadaster Alkmaar
Regionaal Archief Alkmaar: Beeldbank
Regionaal Archief Alkmaar: Inventaris Archief van het Burgerweeshuis te Alkmaar 1459-1967
Regionaal Archief Alkmaar: Inventaris Archief Weeskamer Alkmaar 1517-1852
Stadsarchief Amsterdam: Burgerlijke Stand

M. Havermans-Dikstaal: Aangekleed gaat uit, streekkleding en cultuur in Noord-Holland 1750-1900, 1999
Wil Schackmann: De bedelaarskolonie, 2013

Ach lieve tijd Alkmaar, 1987 en 1988
Tijdschrift Oud Alkmaar, periodiek van de historische vereniging Alkmaar

Het leven van Dirk Hout (deel 3)

Ommerschans (1831-1836)

In de Canon van Ommen op de website entoen.nu is het volgende te lezen:

Maatschappij van Weldadigheid

Bedelaarskolonie de Ommerschans kwam voort uit een initiatief van generaal Johannes van den Bosch (1780-1844). Hij richtte in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op, om de armoedige volksklasse van Nederland te helpen door “arbeid, onderwijs en onderhoud te verstrekken en hen tot hogere beschaving, verlichting en weldadigheid op te heffen”. Hij stichtte landbouwkoloniën in afgelegen gebieden in Oost-Nederland om armen te werk te stellen. Voor de probleemgevallen afkomstig uit de zogenoemde vrije kolonies richtte de Maatschappij in 1819 een strafkolonie in bij de voormalige Ommerschans, in 1822 gevolgd door Veenhuizen. Daarnaast werd in de Ommerschans in 1820 een bedelaarsgesticht geopend in de vorm van een kazerne van 120 bij 120 meter. Het immense gebouw bood plaats aan duizend kolonisten, waarbij (al dan niet getrouwde) mannen en vrouwen strikt van elkaar gescheiden werden. Later breidde de Ommerschans uit tot 2.000 bewoners. De paupers konden door hard te werken hun vrijheid terugverdienen. Ze ontgonnen het land, dat vervolgens aan succesvolle kolonisten uit de vrije koloniën in pacht werd gegeven. Zo kwamen er zeventien boerenbedrijven in de omgeving tot stand. Naast ontginningswerkzaamheden was er fabrieksarbeid te verrichten. De Ommerschans telde onder meer een spinnerij, kleermakerij, schoenmakerij, touwslagerij en manden- en klompenmakerij.

Zicht op de Zuidwal van de Ommerschans in 1828 met links het gebouw van de Straf- of Walkolonie en links op de achtergrond het bedelaarsgesticht (Maatschappij van Weldadigheid, maandblad Vriend des Vaderlands, jaargang 1828)

“Wie niet werkt, zal niet eten”

In de praktijk bleek het stelsel moeizaam te functioneren. Eenmaal in de kolonie was de weg terug naar de maatschappij voor velen een hopeloze onderneming. Het werk was loodzwaar, de verdiensten minimaal, het rantsoen gebrekkig en de medische situatie uiterst belabberd. Het basisprincipe “wie niet werkt, zal niet eten” werd tamelijk letterlijk nagevolgd. Zieken en zwakken moesten het stellen met één warme maaltijd per dag. Het sterftecijfer op de schans bedroeg meer dan 50 op de duizend inwoners. Tientallen mensen zaten onschuldig in de kolonie gevangen, omdat ze ten onrechte voor bedelaar waren aangezien. Pas vanaf 1843 was een rechterlijke veroordeling voor verwijzing naar de bedelaarskolonie noodzakelijk.

Wat er over is van de Ommerschans (juni 2019)

Op 22 juli 1831 wordt Dirk voor de eerste keer ingeschreven in de boeken van de bedelaarskolonie. Het inschrijvingsnummer is 804, men zegt dat hij op 10 april 1786 (!) geboren is in Alkmaar, zijn godsdienst is “Roomsch” en hij is “opgestuurd” vanuit Hoorn.

Bron: Drents Archief, alle kolonisten

Hij is 1 El 6 Palm & duim en 5 streep lang, heeft een rond aangezigt, zijn haar is grijs, zijn ogen blauw. Verder heeft hij een gewone neus en mond, een platte kin en bij “merkbare teekenen” wordt aangetekend dat hij doof is. Later zal daar ook nog pokdalig bijkomen. Volgens Wil Schackmann (De bedelaarskolonie, p.92) wijst dat er op dat hij eerder in zijn leven pokken gehad heeft.

In Alkmaar is ondertussen is een volkstelling gehouden. Marijtje Sille staat in 1830 als weduwe geregistreerd op de Koningsweg nr. 424 samen met drie dochters: Cornelia van 14, Anna van 10 en Johanna van 7 jaar. Twee dochters zijn dus het huis uit en op 15 december 1833 trouwt de oudste, Gesina die dienstbode is, in Alkmaar met schoenmaker Cornelis Bek. Hiervoor moet Dirk naar de notaris om zijn toestemming te geven. Hij gaat samen met de veldwachter van de Ommerschans, Gerrit van Schaik, naar notaris Wilhelm Chevallerau die voor de brug in Ommen zijn kantoor heeft. Lambertus van Straten een schoenmaker die daar in de buurt woont is mede getuige.

Komt het door dit huwelijk, waar hij niet bij kan zijn, dat hij het idee opvat om terug te keren naar Alkmaar? Kennelijk heeft hij een verzoek om ontslag ingediend. Hiertoe moest een bewoner van de Ommerschans genoeg geld gespaard hebben om terug te keren in de gewone maatschappij. En dat was niet eenvoudig, aangezien een groot deel van het verdiende geld afgedragen moest worden aan de Maatschappij van Weldadigheid. Maar de directeur J.W. van Konijnenburg Czn. is Dirk Hout goedgunstig gezind en ondersteunt zijn verzoek in een brief aan de Permanente Commissie der Maatschappij op 22 februari 1834:

“… dat hij het schoenmakers ambacht wel verstaat en zich vlijtig en oppassend gedraagt en het der Direktie nimmer is gebleken, dat hij nog aan het gebruik van sterken drank zou verslaafd zijn. Dat zijne rekening niet gunstiger staat komt hieruit voort, dat er geen schoenmakers werk genoeg, voor alle kolonisten van dit ambacht, voorhanden is. Overigens is hij zeer doof en van eene geledene ziekte nog niet volkomen hersteld. Wat zijn voorgaand gedrag en misstappen betreft is het mij toegeschenen, dat hij daarover wezenlijk berouw gevoelt; al waarom ik van oordeel ben, dat die persoon, welke voor zijn huisgezin zoo zeer benoodigd is, zou behoren te worden ontslagen.”

Op 21 april 1834 geeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken toestemming:

Gezien de requesten van Dirk Hout (no 804) houdende verzoek om ontslag als bedelaars Colonist;
Gelet op de, deswege, van Den Heer Staatsraad, Gouverneur van Noord Holland, en van de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid, ingewonnen berigten.
Autoriseert dezelve Permanente Commissie tot het gevraagd ontslag.
Afschrift dezer zal worden gezonden aan de Commissie voornoemd, om dien overeenkomstig te handelen, aan den Heer Staatsraad, Gouverneur van Noord-Holland, tot informatie, en aan den Heer Burgemeester van Ommen, met verzoek om hetzelve aan den requestrant te willen doen uitreiken.

Dirk Hout wordt op 17 mei 1834 uit de Ommerschans ontslagen

Maar erg lang duurt zijn verblijf thuis niet want op 16 december 1834 is hij alweer terug op de Ommerschans, opgezonden vanuit Alkmaar, geregistreerd onder nummer 809. Of hij ook dit keer na krap anderhalf jaar zelf een verzoek tot ontslag doet, zoals hij een paar maanden later zal verklaren, is niet terug te vinden. In ieder geval wordt hij op 9 april 1836 opnieuw ontslagen.



Het leven van Dirk Hout (1785-1861)
Inleiding
Dirks jonge jaren
Schoenmaker in Alkmaar
Ommerschans
Naar de gevangenis
Heen en weer naar Veenhuizen


Zie ook de parenteel van Jan Hout (1758-1802)

Via de Ommerschans en de Wetering naar het Hogeland

Dit keer begonnen we onze tocht naar Groningen met een vliegende start. Nou ja, vliegend is misschien een beetje overdreven. De boemel die ons van Uitgeest naar Rhenen stopte onderweg 23 keer. In Rhenen eindigde het spoor en moesten we verder op de fiets.

Het plan was in kleine etappes via Voorst en Wezep naar Balkbrug te rijden en daar een bezoek te brengen aan de Ommerschans. Dat had Nanny bedacht omdat ene Dirk Hout, voorouder van mij, tussen 1831 en 1861 vanuit Alkmaar wel vijf keer naar de koloniën in Veenhuizen en Ommerschans is gestuurd. Wegens wangedrag. Nanny zal daar nog wel eens een boekje over open doen.

Ommerschans (Balkbrug 2019)

De Ommerschans

In de Ommerschans beland je in twee werelden: een wonderlijk open landschap en het gesloten beboste gebied bij de oude schans. Er zijn nog veel zichtbare sporen van het Kolonieverleden.

De Ommerschans is de eerste in de reeks Koloniën waar bedelaars, landlopers en ‘onwilligen’ gedwongen werden tewerkgesteld. Vrijheid hadden ze er niet. De Kolonie werd later een rijksopvoedingsgesticht en nog later kwam er een psychiatrische instelling. In het landbouwontwikkelingsgebied bleef de landschappelijke structuur van de oude Kolonie met haar (jaag)paden, lanen en vaarten goed herkenbaar, net als de oriëntatie en de ligging van de historische bebouwing.

Koloniën van Weldadigheid
Vereniging De Ommerschans

Regen (Wetering 2019)

Na Ommerschans zetten wij koers naar de kop van Overijssel. Daar kampeerden wij een aantal dagen op camping De Turftente aan de Wetering, een sloot tussen Muggenbeet en Kalenberg.

Kampeerwagen met tractor (Wetering 2019)

Op de camping stond een echtpaar dat een loonbedrijf had gehad met wel achttien trekkers. Nu hadden ze er nog elf en een daarvan hadden ze bij zich. Ze deden er de boodschappen mee in Oldemarkt. En hij trok de kampeerwagen, een omgebouwde schaftkeet.

Fluisterboten (Kalenberg 2019)

In en rond de Weerribben, in de plaatsjes Oldemarkt, Ossenzijl, Kalenberg en Paasloo, vond het derde textiel festival plaats. We reden er twee dagen rond met een armbandje dat niet meer af kon. Dat was niet erg, want het thema was Vreemde Vogels. Niet iedereen hield zich daar aan .



In Ossenzijl bezochten we onze tante die inmiddels 97 is. We haalden haar uit haar middagslaapje. “Wie zijn jullie?” “Dit is Nanny en ik ben uw neef Evert.” “En u bent tante Greet”, voegde ik er voor de zekerheid aan toe. “Ja dat moet dan wel”, zei zij. Wij zetten thee en tante Greet zette zich op haar praatstoel. Op onze standaard grap (“Tante, als u zo doorgaat wordt de AOW echt onbetaalbaar”) antwoordde ze dat ze bang was de honderd te halen, want dan kwam burgemeester Bats, God verhoede het, bloemen aanbieden. Tante Greet is al heel lang mijn lievelingstante.

Rietvink
in 2016 door Juno getekend
voor tante Greet


Nu reden wij richting Aduarderzijl en het hogeland van Groningen. Ons lievelingsland.