De foto’s van mijn vader zijn verzameld in tien leren banden. De zwart-witfoto’s zijn door hemzelf afgedrukt. De kleurenfoto’s niet. De negatieven zitten in negatiefalbums, de dia’s zijn ingeraamd en zitten in dozen. Panatomic X en Kodachrome 25 waren favoriet. Hoe kleiner de korrel, hoe mooier hij het vond. Zijn ideaal was dat er een film zou worden uitgebracht zó fijn van korrel dat je geen telelens meer nodig had omdat je eindeloos zou kunnen vergroten. Toen ik leerde fotograferen en afdrukken en Tri-X in de donkere kamer introduceerde was hij erg teleurgesteld, in mij en in de nieuwe tijd. De Nikkormat die ik verkoos boven zijn Leica en (op een ander terrein) VHS die het won van Betamax, het moest niet gekker worden.
Zijn foto’s stonden oorspronkelijk in een fotoboek dat hij van mijn moeder had gekregen. Met een opdracht voorin.
Op het eind van zijn leven wilde hij nog één keer alles goed overdoen. Het fotoboek werd uit elkaar getrokken, de foto’s en de negatieven werden als werkmateriaal gebruikt, met kadreringen in rode inkt. Alles werd opnieuw afgedrukt of afgekeurd en weggegooid. Mijn moeder die daar verdrietig over was maar het niet tegen kon houden redde achter zijn rug wat er te redden viel, uit de prullenmand en soms in tweede ronde uit de vuilnisbak. Na deze stille veldslag restten ons tien pontificale fotoboeken en een veel interessantere doos van mijn moeder met het illegale restmateriaal, maar zonder het lieve bloemetje.
Mijn vader fotografeerde naar mate hij ouder werd een steeds kleinere wereld om hem heen. In het begin nog Den Haag en Middelburg, later ook wel Amsterdam, maar al gauw alleen maar zijn gezin en familie. Binnenshuis of rondom het huis. Of de schade aan de dakkapel vanuit alle hoeken en gaten. En op het laatst maakte hij alleen nog maar proefopnames. Om scherptediepte, belichting en kleur te meten en eventuele afwijkingen in het materiaal. Het lukte hem niet meer en hij zag het ook niet meer. Daarom laat ik hier een aantal van zijn vroegere foto’s zien, toen zijn blik nog ruim genoeg was.
Al in beeld waren het gezinsportret, het stadhuis van Veere en de loodstender op de Westerschelde bij Vlissingen. Foto’s veelal gemaakt met een 9×12 platencamera. De glasnegatieven die over gebleven zijn hebben de tand des tijds niet allemaal goed doorstaan, getuige een foto van de Lange Jan in de steigers. De Loskade in de winter staat er iets beter op, maar het houdt niet over.
(klik op de foto om de bewerkte versie te zien en een beter zicht op de man die in het want hangt)
Een andere foto die aan de Loskade is genomen toont het overladen van de bietenoogst . Daarvan meteen maar de bewerkte versie (uitsnede):
Heel mooi vind ik een foto van de Kaai in Veere met de Schotse huizen en het stadhuis. Het is weer een uitsnede, noodgedwongen, want ook dit negatief is aangetast.
En, omdat ik het niet laten kan, twee prachtige portretten uit 1949 van mijn grootouders van moeders kant: