De Wijker Toren 1 en 2 kregen Caïssa & The Berserkers op bezoek. Ze waren door Sint Nicolaas en de pieten uit de Moriaan gejaagd en zaten nu ondergedoken in de Immanuelkerk in Beverwijk. Caïssa & The Berserkers, uit Amsterdam! God zij met ons en De Wijker Toren prevelde ik stilletjes.
Hoe gingen de mannen dat aanpakken? Er waren plannen gesmeed. Ik ontwaarde links en rechts de vreemdste tekens:
Sommige kon ik bedenken. Gedekt betekende waarschijnlijk gewoon niet slaan. Maar Prestant? Bourdon? En dat roodgelakte signaal!? Volgens mij mag dat helemaal niet gezegd worden in een kerk.
Ook de schakers konden er er soms geen touw aan vastknopen. Hier seint er een: ik zie het even niet meer.
Op het uitslagenbord werd het al gauw een knoeiboel. Het eerste geveegd en het tweede zou het ook niet redden. Maar hoe donkerder de nacht, hoe stralender de sterren. In elk team hadden we er een.
En dan nu onze eigen Michail Ivanowitch, op veler verzoek en niet in het minst van hemzelf, topscorer van het team, snel op het bord, maar nog oneindig veel sneller in de nabeschouwing: Peter Uylings, prestant, octaaf, quint en superoctaaf, wiens naam wij vroeger (en een enkeling nog steeds) als Uijlings schreven, met twee punten op de IJ van ijlings. Een opvatting die hem toen wel beviel en waar hij dit keer op het uitslagenformulier nog eens invert naar verwees door achter de naam van zijn tegenstander twee vette nullen te schrijven.
Een partijtje van zijn voorbeeld:
En nu dat van hem. Hij speelde het vroeger vaak zo. Bij Weenink gingen we als bezetenen oefenen op die vreemde opening totdat we hem er een paar keer mee versloegen. We dachten dat we het hem hadden afgeleerd. Maar nu doet hij het dus weer.
In de nabeschouwing kwamen allerlei woeste varianten op het bord met een zwarte toren op d2, wat me allemaal veel te snel en makkelijk ging en ondertussen dacht ik: hebben die twee niet al eens tegen elkaar gespeeld, Memo-Weenink, dertig jaar geleden of zo? En was dat dan ook een Tschigorin? Ik weet het niet meer. Bram had het geweten, maar die is bridgen.
Ik loop langs het bord van Dennis Bruyn. Die was met wit al snel een stuk achter geraakt. Maar nu ging het toch nog remise worden. Het is toch wonderlijk. Hoe doet ie dat? Ik vroeg het hem na afloop. Hij ging het mij haarfijn uitleggen. Dat hij had doorgespeeld voor het team, want anders had hij heus wel opgegeven. Hij had eerst heel lang nagedacht en toen was hij snel gaan spelen en daarna weer langzaam. En toen weer snel. Zo om en om. Daarvan was zijn tegenstander helemaal tureluurs geworden. En toen waren er de meest fantastische varianten door zijn hoofd geschoten. In de allermooiste stond aan het eind zijn koning in de hoek op a1, was het zwarte paard tegen de witte loper geruild, had hij al zijn pionnen ingeleverd voor de c-pion, en had zwart behalve de koning alleen nog de a-pion. En nou kwam het: de verkeerde loper! Wilde hij mij ook nog wel uitleggen. Ik zei hoeft niet, hoeft niet. Nee, zei hij, zover was het ook niet gekomen. Zijn tegenstander had er al eerder de brui aan gegeven.
Winnen, dat moest Wim Rakhorst doen om er toch nog een gelijkspel voor De Wijker Toren 2 uit te halen. Wim had het goede paard, zijn tegenstandster de slechte loper. Zo zeiden de kenners. Maar die zeggen soms ook maar wat. Want het paard kwam er niet aan te pas. Wat het ook probeerde.
De avond ervoor was ik op mijn fiets naar mijn clubje in Castricum gereden. Voor mij uit op de Noordermaatweg zag ik een hardloper gaan. Hij had een rood lichtje aan zijn arm gebonden. Dat lichtje werd steeds kleiner. Ik hield hem niet bij. Wat ik ook probeerde.
Het wordt er niet leuker op.