Centraal Station
Donderdag 7 maart was ik even in Amsterdam. Op het stationsplein vroeg iemand mij de weg naar de Universiteitsbibliotheek. Op het Damrak was brand uitgebroken. Het was een brandje van niks maar het voltallige brandweercorps was uitgerukt om het te blussen. De toeristen dachten dat het bij de show hoorde die Amsterdam hun te bieden had. In de Utrechtsestraat vertelde de verkoopster van Studio Bazar, terwijl zij mij een koekenpan verkocht, dat zij in Bologna haar fototoestel in een winkel had laten liggen en de volgende dag weer had teruggekregen. Toen vertelde ik haar, onder het afrekenen, dat ik als kind mijn postzegelalbum in een autobus van Maarse & Kroon had laten liggen en later bij de dezelfde halte weer terug had gekregen van de buschauffeur op zijn terugweg. Zulke gesprekken heb je in de stad. En in het café van het Stadsarchief aan de Vijzelstraat, waar ik mijn cappuccino binnen drie tellen ophad, leerde ik op mijn woorden te passen. “Dat is snel”, zei de serveerster. “Maar wel lekker”, antwoordde ik. “Dat is op het randje”, zei zij vinnig. In de grote stad beleef je nog eens wat.
Amsterdam 2024