In 1972 woonden we in de Tweede Jan Steenstraat op nummer 5 vier hoog. Uit ons zolderraam keken we uit op een woud van tv-antennes en de Nederlandse Bank. We fantaseerden over het graven van een tunnel. Het is er niet van gekomen.
Onder ons, op drie hoog, woonde onze hospita tante Marjan. Zij was kunstenares. Ze schilderde en fabriceerde maquettes met kleine stukjes glas. Voor het echte rode glas van een achterlichtje van een auto deed zij een moord. Dus wij waren ’s nachts vaak op straat te vinden, op zoek naar een kapotgeslagen achterlichtje van een ouderwetse auto…
Boodschappen deden wij om de hoek op de Albert Cuyp. Het duurde nog geen week of de bakkersvrouw vroeg ons of we soms dat nieuwe stel waren dat bij tante Marjan was ingetrokken. Heel even hadden we gedacht in een grote stad te wonen. Het bleek gewoon een dorp te zijn.
De Pijp. Je kreeg er geen licht en geen lucht. Maar wat een leven! Als het mooi weer was kropen we op het dak om de zon te vangen. En vanaf die plaats zagen we op een dag de markt opeens langs het Sarphatipark opgebouwd worden. De Albert Cuyp was een maandje zijn eigen stek kwijt. Die ging op de schop.
*
Dat is allemaal meer dan vijftig jaar geleden. Maar zo nu en dan ga ik nog wel eens kijken. Het is niet meer hetzelfde. Maar nog even opwindend. Ik maak foto’s. Gisteren nog.