Vleermuis 128


Vraaggesprek met de man die zijn partij op het nippertje won

Wat er door me heen ging? Ik dacht, het had niet veel langer moeten duren. Het meeste ging trouwens door mijn tegenstander heen, zo te zien. Die werd eerst donkerrood, toen purper en toen hij door kreeg, dat het applaus niet voor hem bestemd was, spierwit met allemaal kippenvel en rare vlekken en tenslotte helemaal fosforescerend geelgroen. Ik durfde nauwelijks te kijken. Toen hij weer kon praten, nou ja praten, het leek meer op een vastgelopen zuiger, piepte hij: ik had wel … op zevenenvijftig manieren … kunnen winnen. En toen schoot mij opeens een gedichtje van Cees Buddingh’ te binnen, het is eigenlijk een liefdesgedichtje, het heet dan ook “zeer kleine ode aan de liefste” en het gaat zo: vanochtend/ zag ik op straat/ een leeg heinz-blikje liggen/ en onmiddellijk/ dacht ik aan jou:/ 57 varieties.

Vraaggesprek met de man die zijn toren oliedom verloor

Wat is dat voor stomme vraag. Heb je wel eens een vrije trap in je kruis gehad? Nou dan weet je het ongeveer. Totaal overspeeld had ik hem. Maar opgeven ho maar. Gewoon door knoeien met zo’n krom paard. Let ik even niet op, staat er een kasteel in. Ik denk nog: blijf met je takken van die toren af. Maar nee hoor, totaal geen respect. Zegt de klerelijer: het is niet verdiend, maar ik kan ‘m toch moeilijk laten staan. Ik wil hem toesnauwen: etterbak, vuile klootzak. Ik tel tot tien, maar raak al bij twee de tel kwijt. En opeens, geloof het of niet, schiet me een gedichtje van Cees Buddingh’ te binnen, het heet “zeer vrij naar het chinees” en het gaat zo: de zon komt op de zon gaat onder/ langzaam telt de oude boer zijn kloten.

De illustratie trof ik voor het eerst aan bij Het Grasmat en later op aankondigingen van het Ruigoord toernooi. De twee verhalen zijn eerder gepubliceerd in My Home is My Castle en in de Weenink Post. De twee gedichtjes van Cees Buddingh’ heb ik uit de bundel Deze kant boven.