Vleermuis 76


Echte schakers overkomt dit niet

Zeg Evert, wil jij onze kampioenswedstrijd verslaan? Het is Ger Holsteijn, de playing captain van het eerste, die het vraagt. Normaal speelt hij zijn partijtje in het eerste en doet hij ook nog het verslag. Dat is een heksentoer, maar het lukt hem wonderwel. Maar nu staan grote belangen op het spel: het kampioenschap en terugkeer naar de promotieklasse. Dus ik zeg: ja.

Castricum speelt zijn kampioenswedstrijd tegen Bloemendaal 9 of daaromtrent. Dat moet lukken. Maar ja, je weet het nooit, Bloemendaal uit, altijd lastig, dus ik richt mijn notatieplankje in voor acht partijen van maximaal 70 zetten. Meestal is dat genoeg. Alleen moet ik dan heel klein schrijven, zodat ik later nauwelijks nog wijs word uit de krabbels. Dus verzin ik er een verhaal omheen. Deze keer is dat niet nodig.

Bloemendaal houdt clubavond in de recreatiezaal van een bejaardentehuis. Riant maar ongezellig. Behalve de spelers van het zoveelste waar wij tegen moeten, zijn er bijna geen Bloemendalers aanwezig. Een uitgesteld partijtje voor de kroongroep, die net de week daarvoor heeft gespeeld, een paar verdwaalde potjes om iets anders en Lex Jongsma, die komt kijken. Er staat een stembus voor de gemeenteraadsverkiezingen en de stembuscommissie zit zich te vervelen. De wedstrijd begint.

Evert, als je mijn partij wilt hebben, moet je snel zijn. Sander. Hij heeft zijn tegenstander in een heel ongunstige variant van het Blackmar-Diemergambiet gelokt en staat al na acht zetten gewonnen. Maar terwijl ik die acht zetten sta te noteren, trekt hij me opgewonden weg en fluistert: misschien moet je toch eerst even bij mijn vader gaan kijken. Ik haast me maar ben net te laat: elf zetten, mat. De aanstichter, Ger, glundert van oor tot oor. Ja, dat kon ik toch niet laten, zegt hij. Zijn verbouwereerde tegenstander is een boer met kiespijn. En ik ook een beetje. Daar sta je dan met je plankje voor zeventig zetten. Zal ik het weer van je overnemen, vraagt Ger. Nee, zeg ik, de lol is er af, maar ik ga door, hopelijk weet de rest er nog wat van te maken.

Ondertussen is de stembuscommissie een minuut voor tijd aan het inpakken. Maar daar verschijnt uit de lift de oude mevrouw Van Dam met rollator. Ben ik nog op tijd? Natuurlijk mevrouw Van Dam, voor u houden we altijd een vakje open. Mevrouw Van Dam laat zich alles goed uitleggen, neemt haar tijd. Ze vraagt waar Wouter Bos staat. Vier minuten te laat wordt de stembus gesloten.

Ik spreek Erik Schoehuijs, die halverwege de avond is komen aanwaaien. We kijken samen met nog wat belangstellenden toe bij een partij die Lex Jongsma laat zien. Die zit nooit om een goed verhaal verlegen en bovendien is het een partij van hemzelf. Erik is vol lof en bewondering en mag als beloning ook een partij laten zien. Het is een partij die hij een paar avonden geleden al aan mij heeft getoond, met veel rondspringende paarden. Ongelukkigerwijs heeft hij toen zijn notatiebiljet bij mij laten liggen. Ach dat kan geen kwaad dacht ik nog toen ik het vond. Trots toont Erik zijn partij aan Lex, maar op een gegeven moment weet hij niet meer hoe zijn paarden precies hadden gesprongen en hij begint in zijn zakken te zoeken naar de notatie, die dus mij bij thuis op tafel ligt. Lex trekt nu een gezicht van echte schakers overkomt dit niet, zet de stukken in de beginstand en zegt: ik ga naar huis, naar de verkiezingsuitslagen kijken, Erik onthutst achterlatend.

De wedstrijd is voorbij, het plankje komt nog niet voor de helft vol. De eindstand is 6½-1½ voor ons. We zijn overduidelijk kampioen en gepromoveerd. Maar bij gebrek aan bloemen, champagne of ander feestelijk vertoon (wat een klein clubje is Bloemendaal) is het nu snel gedaan in het bejaardenhuis.

Kwart over twaalf ben ik thuis. Kampioen en nu al terug, vraagt Nanny. Ja, zeg ik, praat me er niet van.

1.e4 g6 2.d4 Lg7 3.Lc4 d6 4.Le3 Pf6 5.f3 Pbd7 6.Pd2 e5 7.d5 Ph5 8.g4 Pf4 9.Lf1 Pc5 10.Pe2 Pcd3

Bloemendaal, 7 maart 2006, NHSB 1B, Bloemendaal 4 – Castricum 1 1½-6½