Delen uit het verslag van het eerste Grasmat-toernooi door Laurens Duin
Weenink Post jaargang 42 nummer 1 september 1990
Op vrijdag 1 juni en zaterdag 2 juni 1990 werd het eerste openlucht-tournooi georganiseerd door de schaakvereniging “Het Grasmat” gehouden. De vereniging Grasmat bestaat nog maar drie jaar en is opgericht vanuit een voetbalvereniging in de Fizeaustraat te Amsterdam. Deze jongens hebben tijdig ontdekt dat voetbaltactiek en schaaktechniek heel goed samen kunnen gaan, en ondersteund door de kreet ‘aanvalluhhh’ hebben ze het gepresteerd om ieder jaar nog te promoveren vanuit de 5e klasse SGA naar nu de 3e klasse SGA. Hun schaaklocatie is gewoon in de voetbalkantine, waar de bar bediend wordt door een mokums echtpaar van boven de tachtig, ome Harrie en tante Greet, die beide net aan hun tweede jeugd zijn begonnen.
Het tournooi bestond uit twee gelijkwaardige poules van ongeveer 30 personen die 7 ronden zwitsers zouden spelen met speeltijden die variëerden van 20 minuten per persoon per partij tot 45 minuten per persoon per partij. Deze variabele speeltijden waren er om te voorkomen dat ook maar iemand een systeem in het tournooi zou kunnen ontdekken. De bedoeling was dat de twee winnaars een finale wedstrijd zouden spelen en wel buiten op de middenstip van het voetbalveld zonder publiek.
Mijn eerste tegenstander was Horatius Vlam. Na remise aangeboden te hebben die hij weigerde en na een poging een zetherhaling op het bord te toveren, welke hij met man en macht vermeed, probeerde hij winst te forceren. Deze mislukte poging van hem was voldoende de grote wijzer van zijn klok in confrontatie te brengen met het kleine rode vlaggetje, wat natuurlijk een ongelijke strijd is. Na de eerste ovaties in ontvangst te hebben genomen en van hem te hebben vernomen dat het puur om een gezelligheidstournooi ging en dat de punten een secundaire rol speelden, vervoegde ik mij bij ome Harrie om onder het genot van enkele pilsjes bij te komen. Mijn tweede tegenstander was M. Knook en het kostte me niet erg veel moeite deze partij te winnen. Het was tevens de laatste partij van de eerste dag.
Alhoewel mij door de zeer gastvrije Grasmatters een slaapplaats werd aangeboden, ben ik toch maar naar huis gegaan. Niet om mee te kunnen doen aan het Luilaktournooi dat ‘s nachts werd georganiseerd door Weenink, maar omdat ik een medepassagier had, de ‘klerelijer’ ome George, een Amsterdamse gepensioneerde kleermaker, die nu in Wijk aan Zee woont en het tweede jeugdlid van het Paard van Ree is – hij is net als ome Harrie en tante Greet net begonnen aan zijn tweede jeugd – en die de volgende ochtend om 7.00 uur ontbijtjes klaar moest maken in Hotel Sonnevanck.
Na de volgende morgen om kwart voor twaalf weer in Amsterdam aangekomen te zijn, zag ik de andere schakers met dichtgeknepen oogjes binnendruppelen. Ze waren net als ik niet gewend om zo vroeg op te staan. De sfeer was prima en na de inhoud van de koffievaten in recordtijd te hebben zien slinken kon ik aan mijn derde ronde beginnen. Toen ik na twaalf zetten in een Budapestgambiet een toren en twee pionnen voorstond gaf mijn tegenstander op. Ondanks dat we dit keer 30 minuten bedenktijd hadden begrijpt u wel dat we klaar waren voordat de andere schakers al enigszins bruin waren geworden van het zonnetje dat hun oogjes nog verder deed dichtknijpen.
Ik had nu even tijd om de prijzen te bewonderen die door een van de organisatoren waren ingekocht op het Waterlooplein. Deze prachtige prullaria stonden uitgestald op de prijzentafel. Ik zag een meter hoge zilverkleurige opiumwaterpijp, een oude bandrecorder met een geluidsband vol muziek waarmee een mens zich in de vorige eeuw zou wanen, een strijkbout van voor de oorlog (eerste of tweede?) waarvan ik bijna zeker ben dat de huisvrouw die dit ding had gebruikt geëlectrocuteerd is geworden, een prachtige metalen drankmixer die na een poetsbeurt niet zou misstaan in een huiskamer, een messing oosters beeldje met ingelegde nepdiamanten, een letterbak etc. Daarna was er nog tijd om in het zonnetje wat muziek te maken. Iemand had een gitaar meegenomen en ik heb altijd mijn Ierse ‘tinwhistles’ bij me. Dat leidde tot een algehele samenzang met zowat alle schakers waarbij je bijna vergeten zou dat er ook nog geschaakt moest worden.
In de vierde ronde had ik wit tegen Jeroen Wismeijer. Dit keer met slechts twintig minuten bedenktijd. Omdat hij de stad was ingegaan om te lunchen en zich in de tijd vergist had, kwam hij elf minuten te laat en had hij nog maar negen minuten over voor de partij. Op zich was dat voor hem geen probleem omdat hij tijdens zijn andere partijen regelmatig even ging voetballen en dan na elke drie doelpunten terugkwam om een paar zetten te doen en evengoed zijn partijen wist te winnen, maar nu had hij geen tijd meer om te voetballen en ik won de partij nipt. De overige partijen waren niet interessant en ik wist mijn groep met een honderdprocentscore te winnen.
Voor de laatste ronde zouden we met z’n allen nog een partijtje gaan voetballen, maar ik werd gered door een zware regenbui die ik voor dit tijdstip had besteld. Na dit moment passend herdacht te hebben met de nodige spirituelen begonnen we aan het gezamenlijke diner, dat bij het inschrijfgeld inbegrepen was. Een kok uit een Amsterdams restaurant bereidde in het kleine keukentje van de kantine met een oventje en een vierpits gasstelletje op nog geen drie vierkante meter een copieuze maaltijd voor zeventig personen! Ieder pakte een leeg bord (geen schaakbord) en liet dat in de keuken vullen. De maestro schatte of je een grote eter was of niet. Volgens deze maatstaf werd er een grote of een kleine gepofte aardappel op je bord gedeponeerd, een stuk vlees uit de ‘pot pourri’ gevist samen met wat groente en aangevuld met een heerlijk stuk turks brood uit de oven. Bij de bar werd de maaltijd aangevuld met een plastic bekertje rode wijn uit een jerrycan. Je zag schakers die geen kans meer hadden op een prijs zich veelvuldig bij de jerrycan vervoegen. Daarna haalde ieder zijn dessert op. De eerste liepen de keuken uit met een vol bord yoghurt met vruchten. Na de eerste twintig borden zag je dat de kok zich rijkelijk vergist had en werden de porties steeds kleiner.
Nadat ome Harrie de lege borden had opgehaald en afgewassen had, kon het tournooi afgemaakt worden op de middenstip. Het regende nog steeds.
Ralph Scheuer-Laurens Duin
1. Pf3 Bordejongen door walkie-talkie: “één paard f3” 1. … Pf6 2. b3 g6 3. Lb2 Lg7 4. e3 0-0 5. Le2 d6 6. d4 c6 7. 0-0 b5 Bordejongen: “Ehhh…, kunnen jullie dat nog een keer overdoen, want ik ben pas bij 1.Pf3.” Ik: “Zullen we de zetten als we ze uitvoeren hardop zeggen?” Ralph herhaalde de zetten en de bordejongen gaf ze door. Kantine: “Kunnen jullie het nog een keer herhalen, want we missen een paar zetten.” Bordejongen: “Eehhh…” Ralph herhaalt de zetten. Kantine: “Wat was de derde zet van zwart?” Ik: “Loper g7” Bordejongen: “Loper g7” Kantine: “Wat zeg je?” Bordejongen: “LOPER G7!!”
8. c4 Bordejongen door walkie talkie: “8. c4 … Misschien kunnen jullie de ontvangen zetten voortaan even herhalen.” Kantine: “Oké” 8. … Db6 Bordejongen: “8. … Db6” Kantine: “8… Db6. Willen de schakers wat drinken op kosten van de club?” Ik: “Ja, koffie graag. Zwart met suiker.” Ralph: “Nee, dank je.” Bordejongen door walkie talkie: “Een koffie zwart met suiker en een cola met cognac.” Kantine: “Oké” Bordejongen door walkie -talkie: O ja, doe er ook een cigaret bij.” Kantine: “Voor wie is de cola met cognac?” Bordejongen door walkie-talkie: “Dat zeggen we niet.”
9. cxb5 cxb5 10. Pc3 Bordejongen geeft de zetten door. Kantine: “Hoeveel tijd hebben ze verbruikt?” Bordejongen: “Allebei vier minuten ongeveer.” Ralph: “De klok doet het niet! Hebben ze allemaal nieuwe klokken, krijgen wij zo’n oud kreng.” Er wordt een nieuwe klok gebracht.
Kantine: “Hebben jullie het koud?” Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, ondanks het feit dat ik van de voorzitter een warme jas had mogen lenen.
Het verdere verloop: 10. … a6 11.d5 Lb7 12. b4 Pbd7 13. Dd3 Tac8 14. h3 Pxd5 15. Pxd5 Lxd5 16. Lxg7 Lc4 17. De4 Kxg7 18. Lcx4 Txc4 19. Dxe7 Pf6 20. Pd4? Txd4 0-1 Bordejongen door walkie-talkie: “Wit geeft op.” Kantine: “Hè?!” Kantine: “Wie speelde er ook weer met wit?” Bordejongen: “Ralph Scheuer”
Vanaf het voetbalveld kon ik het applaus vanuit de kantine duidelijk horen. Bij binnenkomst moest ik eerst tekst en uitleg geven en daarna werden de prijzen uitgereikt. Ik kreeg een enorme wisselbokaal. Ze schenen deze uit de prijzenkast van de voetbalafdeling ontvreemd te hebben. De naam van de bokaal was “Bullbokaal” en ontleend aan een vroeger lid, een boom van een kerel met een klein hartje, maar waarmee je geen ruzie moest krijgen en waarmee je met een gerust hart door Amsterdam kon stappen. Bull was anderhalf jaar geleden omgekomen bij een auto-ongeluk.
Nadat de bokaal was gevuld met champagne en rond was gegaan door de hele kantine, kreeg ik ook nog de waterpijp uitgereikt.
Uren later en nog voor het feest afgelopen was, ging ik richting Wijk aan Zee met in het achterhoofd de herinnering aan een van de leukste en gezelligste schaaktournooien die ik ooit heb mogen meemaken.
Laurens Duin
8 juni 1990