De duinen liggen er verlaten bij. Het is maandag. De Gasterij houdt rustdag. Er is geen mens te zien. Ja toch: een hardloper. Wij gaan voor hem aan de kant. Hoe meer ruimte, hoe meer vreugd. Hij ademt door de neus in en door de mond een groet. Ook de dieren houden zich schuil. Op een heel klein vogeltje na. Wie ben jij vragen wij. Het wil zijn naam niet zeggen. Dag klein vogeltje, zeggen we dus maar. Was het hier altijd maar zo stil.