Tussen de fotospullen in de nalatenschap van mijn vader vind ik een doosje dat zo’n zeventig jaar oud moet zijn. Het bevat geen Remington High Speed Rand Shaver meer, maar wel 57 glasnegatieven in de formaten 9×12 en 6×9 cm, sommige (zwaar) aangetast, maar ook een paar bruikbare.
Eén foto ken ik goed. Het stadhuis van Veere heeft altijd en overal bij mijn ouders aan de muur gehangen, in een lijstje, mijn vader was er kennelijk trots op. Nu zie ik aan die glasnegatieven waarom. Hij had er werk in gestoken.
Drie opnamen maar liefst. Dat deed je niet zo gauw in 1950 met zo’n onhandelbare platencamera. Hoe zit dat?
Ik denk zó: de eerste is in het voorjaar gemaakt, het is kwart over vier (kijk maar op de stadhuisklok), er is wat schaduw, de bomen zijn nog een beetje kaal. En mijn vader is niet alleen, want er is een foto van hem, terwijl hij aan het werk is, op een muurtje in de Stadhuisstraat.
Thuis, bij het afdrukken, ontdekt hij dat er een dikke kras op het negatief zit, die hij probeert weg te stippen (dat is zichtbaar op het origineel) en hij is ook niet tevreden over de stand van de windvaan, een met goud beslagen galjoen. Dus fietst hij in de zomer opnieuw naar Veere. Bomen en struiken zijn uitgelopen, de zon staat hoog aan de hemel, het is kwart over drie en de wind staat goed. Alleen staat er in het straatje een vuilnisbak te blikkeren. Maar ook nu is hij niet alleen. Ik ben met hem mee, nog geen vier jaar oud. Hij stuurt mij het straatje in om die vuilnisbak uit het zicht te zetten. Het lukt mij maar half, het ongemakkelijke ding is veel te groot, er is weinig dekking en zelf moet ik ook uit beeld blijven, roept hij mij toe. Er mag nou niks meer mis gaan. Veel te lang houd ik mij schuil, want ik hoor niet dat ik weer te voorschijn mag komen. Maar het resultaat mag er zijn. Geen ongerechtigheden (waaronder ik) in beeld en mét galjoen. En voor de zekerheid heeft hij nog een extra opname gemaakt. Maar de tweede uit de serie komt aan de muur te hangen, díe heeft de mooiste wolkenlucht.