Bij het opruimen van het huis van nicht Inge kwamen oude fotoboeken tevoorschijn. Een ervan was een 19e eeuws cartes-de-visite album met plaats voor 112 portretten, 96 voor het formaat 9 x 6 cm en 16 voor het grotere zogenaamde kabinetformaat van 14 x 9,5 cm. De op karton geplakte afbeeldingen werden in een gleuf geschoven en waren dan te zien achter rechthoekige of ovalen uitsparingen. De bezitter van zo’n fotoalbum verzamelde niet alleen familiekiekjes, maar ook werden cartes-de-visite met vrienden en kennissen uitgewisseld en werden afdrukken van populaire personen, dominees en leden van het koningshuis gekocht om in het album te schuiven. Ook in dit album is dat het geval. Bij een aantal foto’s is later bijgeschreven wie er afgebeeld zijn zodat duidelijk werd dat we voor de herkomst van het boek moeten zoeken in de familie Karssen. Bovendien is een groot aantal foto’s gemaakt door (het fotoatelier van) K. Karsen te Amsterdam.
Van deze K. Karsen is wel het één en ander bekend: Karsper is de oudste zoon van Aalt Karssen en Helena Westenberg. Hij is geboren in Amsterdam op 2 april 1810 en gedoopt op 8 april 1810 in de Nieuwe Kerk en als enige van de familie ingeschreven als Karsen in plaats van Karssen*. Hij is een broer van Jan Karssen, die de vader is van Kasper Karssen, de vader van Kasper Jan Karssen, de vader van Johanna Sophia Cornelia Karssen, de moeder van Evert. Hij is overleden op 24 juli 1896 in Biebrich am Rhein.
* Dezelfde fout bij de inschrijving in het doopregister uit 1810 treffen we aan in de namen van zijn vader Aalt Karssen en de getuige Kars Karssen, zijn grootvader. Een jaar later wordt de Burgerlijke stand volgens Frans model ingevoerd met de verplichting een vaste achternaam te kiezen. Dit brengt Karsper Karssen kennelijk in verlegenheid. De aangifte van zijn eerste drie kinderen, die alle worden ingeschreven met één s, ondertekent hij met twee s’en. Pas bij de aangifte van het vierde kind in 1843 besluit hij ook zijn eigen naam in overeenstemming te brengen met de inschrijving in het doopregister. Toch vinden we zijn naam, zowel daarvoor als daarna, op verschillende plaatsen in beide varianten terug.
Opgeleid als schilder van landschappen en stadsgezichten zette hij samen met Johan Coenraad Hamburger, die hij van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae kende, in 1864 een fotoatelier op in Amsterdam op het adres Achtergracht Z 183. Deze onderneming heeft maar ruim een jaar bestaan.
(Daarover later meer in deel 2)
Na dit avontuur opende hij een fotostudio op de Nieuwendijk H 4
Zeventien van de foto’s in het fotoboek zijn in dit atelier gemaakt, achterop het stempel van het atelier met schilderspalet in rood of in zwart.
Van hemzelf is er ook een portret.
We kunnen alleen maar gissen naar de reden waarom hij zich naast het schilderen met portretfotografie ging bezighouden. De fotografie was net in opkomst en rond 1860 begon vraag naar fotoportretten te groeien. De ontwikkelprocedés werden eenvoudiger, het afdrukken van foto’s daardoor goedkoper zodat meer mensen het zich konden permitteren zich te laten fotograferen. Karsper Karsen was in 1854 voor de derde keer getrouwd, in 1865 werd zijn laatste, vijftiende kind, geboren. Drie van de kinderen zijn jong gestorven, maar er bleven er dus nog genoeg over om te voeden en te kleden.
Overigens moesten de kinderen ook meehelpen in de studio. George Andries (1843-1912) en Kars (1852-1935) werden ook fotograaf, terwijl een andere zoon, Johann Eduard (1860-1941), een bekend schilder werd.
Uit het boek van A.M.Hammacher, Eduard Karsen en zijn vader Kaspar, komt de laatste (die dus eigenlijk Karsper heet en niet Kaspar of Kasparus, zoals Hammacher hem opvoert) naar voren als een brompot wiens humeur er ‘in de loop der jaren niet beter op werd, toen noch zijn schilderijen noch de fotografie genoeg opbrachten om het gezin uit de armoede te halen!’
Als je naar het persoonlijke leven van Karsper Karsen kijkt, is het niet zo verwonderlijk dat het een wat knorrige man was. Hij trouwde in april 1935 in Amsterdam voor de eerste keer met Maria Margaretha Roth, de zuster van kunstschilder George Andries Roth. Zij kregen vijf kinderen, George Albertus in 1836 (die in 1837 alweer overleed), Alida Geertruida in 1838, Helena Maria in 1840 en tenslotte, het gezin was inmiddels naar Haarlem verhuisd, George Andries in 1843 en Antonia Johanna in 1844. Karspers vrouw overleed in mei 1845 in het huis van haar broer in de Kerkstraat in Amsterdam, 37 jaar oud, en de kleine Antonia drie maanden na haar, ook in Amsterdam.
In juli 1846 was er een nieuwe vrouw. In Haarlem trouwde Karsen met Engelina de Koning, ze gingen in Amsterdam wonen. Zij kregen vier kinderen, Elsabé in 1847, Elisabeth in 1848, Kars in 1850, die zes maanden oud in 1851 overleed, waarop het volgende jongetje dat geboren werd ook Kars werd genoemd. Deze Kars vestigde zich later in Doesburg als portretfotograaf.
Maar ook Engelina de Koning overleed jong, in 1854, op 37 jarige leeftijd:
Toch moest er voor de kinderen gezorgd worden, dus Karsper trouwde in november 1854 in Amsterdam voor de derde maal, met Johanna Federica Klüter.
Zij kregen samen nog zes kinderen: Johanna Frederika in 1856, Diederika Gijsberta in 1858, de tweeling Hendrik Theodorus en Johann Eduard in 1860, Henriette Magdalena in 1862 en Geertruida Benjamina in 1865.
Karsper was ten tijde van dit derde huwelijk net op 54 jarige leeftijd aan de fotografie begonnen. Maar toch bleef hij daarnaast ook schilderen, wat hij veel liever deed, maar wat te weinig opbracht om het gezin te onderhouden. Aangeland op de Nieuwendijk in Amsterdam (zie de advertentie uit het Algemeen Handelsblad van 12 juni 1866 hierboven) moest hij zich staande proberen te houden tussen de aldaar reeds gevestigde fotografen Carstensen, schuin tegenover hem, en verderop de gerenommeerde Greiner, van wie een groot aantal foto’s zijn opgenomen in het boek. Dat hem dit uiteindelijk niet lukte lag volgens Hammacher aan zijn karakter en gebrek aan handelsgeest. Hij citeert in dit verband zoon Henri (Hendrik Theodorus): ‘Toch had onze zaak jaren lang groote toeloop. Pa’s fotografieën werden als artistiek zeer geprezen. Maar de kunst met menschen om te gaan is ook veel waard en die verstond hij niet’.
Bronnen:
- Hamacher, A.M.; Eduard Karsen en zijn vader Kaspar; Den Haag 1947
- Rooseboom, Hans; De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep: fotografie in Nederland 1839-1889; Leiden 2008
- Delpher: zoeken in kranten
- Nederlandse Fotografen vanaf 1830
- RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis
Nanny Schmit