Dans mon jardin, y’a des déserts sans lendemain, y’a des vieillards, y’a des amins, y’a des grandes forêts de sapins, il y a de la houle et du crachin.
Dans mon jardin, y’a des millions d’hommes en chaleur, il y a des jolies filles qui pleurent.
Dans mon jardin, un beau matin, y’avait une fleur dans mon jardin, y’avait une fleur dans mon jardin, y’avait une fleur dans mon jardin.
(Manu Chao)
1/15
Amsterdam 1972. Wij waren pas getrouwd en woonden in de 2e Jan Steenstraat op een zolderkamer vier hoog achter. Daar viel op een namiddag een reepje zonlicht door het dakraam naar binnen. De tulpen konden hun geluk niet op en wij evenmin.
2/15
Mijn tante kocht in 1970 een boerenwoning aan de Oudeweg in Ossenzijl. De jaren daarna gingen wij er vaak logeren. We timmerden een kamertje en voeren met de kano langs het riet en door de tochtgaten van de Weerribben. Toen het er nog stil was.
3/15
Op 13 november 1972 liep de Wan Chun in een hevige storm bij Castricum op het strand. Een jaar lang werden pogingen ondernomen om het schip vlot te trekken. Tijdens een nieuwe storm op 2 april 1973 werd het schip bij windkracht 11 nog hoger op het strand gezet. En in november 1973 tijdens een ultieme poging om het schip naar zee te trekken knapten de kabels en kapseisde het.
4/15
Het was tijdens onze eerste grote fietstocht. Die ochtend in Godinne langs de Belgische Maas. Zo mooi als toen hebben wij nooit meer meegemaakt.
5/15
Wij woonden op een flat in Heemskerk. Het was lente in de duinen en het rook er warm en zoet. Onze tuin bleek veel groter te zijn dan we dachten.
6/15
Aan de Herengracht in Amsterdam werkte ik voor de Stichting 1940-1945. Mijn chef hield van doorwerken. Tussen de middag aten wij ons brood achter ons bureau, als het mooi weer was bij het open raam en dan aten de meeuwen met ons mee.
7/15
Mijn vader en moeder gingen elk jaar naar Doldersum op vakantie. Dat is in Drenthe en daar kwam ik liever niet. Dat was iets voor oude mensen, vond ik toen. Toch fietste ik wel eens langs, met mijn Nikkormat. En zo kon ik ze verblijden met een afdruk van een zonsondergang, die nog lang bij mijn vader op het bureau heeft gestaan.
8/15
Twee oude mensen op pad van Ossenzijl naar Kalenberg. Ik vind ze prachtig en aandoenlijk, dapper en bedeesd, sterk en broos tegelijk. Ze gaan samen, maar ook een beetje apart.
9/15
In de herfst van 1981 reed ik op mijn racefiets naar het Zwarte Woud. Ik had geoefend op het kopje van Bloemendaal en bij Piet de Wit in Wormer om een lichter verzet gevraagd. Hij lachte mij uit. Hij was wereldkampioen op de baan achter de grote motoren geweest en dan trapte je zo zwaar als je kon. Zo trok ik door België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland. En onderweg passeerde ik dorpjes, waarvan ik het bestaan niet kende en de naam niet wist, zoals hierboven op een mistige ochtend in de Elzas.
10/15
Toen Noortje negen was maakten we met haar een voettocht door het mooiste gedeelte van Jutland, van Aarhus naar Silkeborg en rond de Himmelbjerget. Na de dagtocht deden we dan ’s avonds nog een extra ommetje. Volgens Noortje was dat geen ommetje maar een OM. We hadden met haar ook al eens door Schotland en door Wales gesjouwd en dus was het niet gek dat ze, toen ze daar de kans voor kreeg, liever alleen op vakantie ging. En dat was jammer, want toen we een paar jaar later nog eens door Denemarken trokken, maar nu met de fiets, was het er lang zo leuk niet meer.
11/15
De Noord-Hollandse duinen, zo weids als bij ons vind je ze niet. Alleen, het wordt er steeds drukker. Met wandelaars, fietsers, mountainbikers, boswachters in autootjes, gps-puzzeltochten en nu ook met Konikpaarden, Schotse hooglanders en Blackface schapen. Vroeger zag je er alleen fazanten en konijnen, maar die zijn verdwenen. Tegen de hooglanders moet je aardig doen: netjes vragen of je er langs mag als ze breeduit op je pad liggen, dan doen ze jou niets, zeggen de boswachters. Maar ik vertrouw het zaakje niet helemaal, volgens mij weten ze donders goed dat ze in de Gasterij op het menu staan.
12/15
Als je niet ver van huis toch wilt verdwalen moet je in het Lake District in slecht weer op pad gaan. Je loopt dan langs een beekje stroomopwaarts de bergen in, totdat elk herkenningspunt is verdwenen en je geen mens meer tegen komt. Er is geen spoor meer, geen hoopjes op elkaar gestapelde stenen die je bakens waren en al je energierepen zijn op. En als je je dan toch nog omhoog hebt getrokken, maar niet meer naar beneden durft, o wat verlang je dan naar een pint in de pub helemaal beneden aan de berg aan het begin van het pad.
13/15
In Normandië waren Peter en Lodewike, Nanny en ik op bezoek bij Rob en Monique, een stel dat in Frankrijk woont, aan het eind van de wereld bovenop een berg nabij het uitgestorven dorpje Exmes. Zij lieten ons de stadjes Sées, Argentan, Gacé en Orbec zien, we bezochten Honfleur aan de kust, en maakten wandelingen in de omgeving van hun paradijs La Côte du Drou. Hun kat was Maître Rats en wij dronken calvados.
In Ménil-Hubert-en-Exmes stond een oud vakwerkhuisje. Vakwerk heet daar colombage. In de muur zat een scheur. Het was een teken aan de wand. Aan het eind van het jaar moest mijn hart naar de dokter en met Peter liep het nog slechter af. En Maître Rats is er ook niet meer.
Het was een onvergetelijke vakantie.
14/15
Als we op Texel zijn, lopen we vanuit Den Burg over de Slingerweg en de Leemkuil het stadje uit en zetten langs een van de twee holle wegen koers richting de Zuid-Haffel. Het landschap is ruim en de luchten zijn adembenemend. Texel is okay, zolang je niet in De Koog komt.
15/15
Zomaar een straat in Middelburg. Het is een rustige straat. Er staat een fiets voor het huis met nummer 10. Maar wat voor een fiets! Ik houd van fietsen. En van dingen die mooi zijn. Er is overal wel wat te zien.