Herinnering
In mijn kast staan een aantal jaargangen van De Gids uit de tijd dat ik Nederlandse taal- en letterkunde studeerde. Ik ruim ze op. Ze staan integraal op het net en ik kijk er eigenlijk nooit meer in. Maar nu dus wel. Voordat ik ze wegdoe. Vooral de gedichten. Het voedt mijn hang naar nostalgie. En die haalt soms vreemde streken met je uit.
De Gids. Ik vind daarin een los blaadje. Met daarop een gedichtje. Ogenschijnlijk van mij. Maar het is nagemaakt. Overduidelijk. Het echte gedicht staat in nummer 10 van de jaargang 1966 op bladzijde 314. Het is van C. Buddingh’
in 1936
waren de mills brothers in nederland
ze traden op in het kurhaus
ik kampeerde juist in katwijk
en ging ernaar toe met een vriend
we fietsten heen langs het strand
en terug – in verband met het tij –
over het pad door de duinen
het was een hele trap
maar wij hadden de vier mills brothers gezien
(om precies te zijn: drie brothers en vader mills)
Zo gewoon. Dat kan ik ook moet ik een jaar later gedacht hebben. Daarvoor hoef je niet te studeren. En ik probeerde
In 1967
was van morrison in ons land
hij trad op in deventer
ik logeerde juist in apeldoorn
en ging ernaartoe met mijn neef
we fietsten heen over teuge en twello
en terug – met nogal wat bier in het hoofd –
slingerend door twello en teuge
dat werd nog een hele tocht
maar wij hadden wel van morrison gezien
(en de blizzards alleen zonder cuby)
Ja dat is minder. Maar daar gaat het niet om. Want raad eens wat. Een paar maanden geleden overleed mijn neef. Ik heb erover geschreven. En over dat optreden. Nu vind ik het bijbehorende gedichtje. Dat is geen nostalgie meer. Het is erger. Het is doodeng.