Vleermuis 131

neem de indianen van peru:
zij hebben niets, weten niets, kunnen niets (zeggen wij)
maar geef hen een combine
en na drie weken
halen zij hem uit elkaar
en na nog eens tien weken
zetten zij hem weer in elkaar

Kasper heeft bijna zijn hele leven in de Gardenierslaan van Apeldoorn gewoond. Daar begon hij op nummer negen en daar eindigde hij op nummer achttien, als ik goed ben ingelicht. Dus het is niet gek dat zijn buren van toen en zijn buren van nu hem allemaal kennen. Apeldoorn is ondanks de uitbreidingen in de kern altijd een dorp gebleven. En in de Gardenierslaan vinden ze de Soerenseweg al ver.

De buren kwamen met verhalen. Kasper was een vreemde vogel, die ze niet altijd begrepen, maar waarvan ze ook veel hadden opgestoken. Kasper repareerde wat kapot leek, knapte op wat versleten was of bouwde iets nieuws van oude onderdelen. Als een broodrooster, koffiemachine of wasmachine er mee ophield, was je bij Kasper aan het goede adres. Het kon ook gebeuren dat de buurman zoiets geheim hield, omdat die wel eens wat nieuws wilde en het anders voor je het wist door Kasper weer gemaakt was. Het kon ook zijn dat Kasper alleen geïnteresseerd was in het motortje van het haperende apparaat, want dat kon hij altijd wel ergens voor gebruiken. Lang voordat iedereen zonnepanelen op zijn dak liet plaatsen, had Kasper ze al zelf gemonteerd en ook nog meedraaiend met de zon. Zijn brief aan Remeha over een onverwoestbare ketel is beroemd. Zijn helikopter- en vliegtuigmodellen vlogen en landden levensecht, zijn zeilboten gingen statig door de wind.

Van hem leerde ik zeilen. Voor geen storm was hij bang. Gek genoeg ontwikkelde hij in de tweede helft van zijn leven wel andere angsten. Pleinvrees bijvoorbeeld. En dan ging hij echt de vierbaan niet meer op, zoals hij de snelweg noemde in de tijd dat die maar vier rijbanen had.

Toen hij een jaar of twee drie was logeerde hij een tijdje bij ons in Middelburg, omdat zijn moeder een spoedopleiding tot onderwijzeres volgde. Dat was nadat zijn vader in Nederlands Indië was omgekomen. Zijn vader, Jan Willem Karssen, was de iets oudere broer van mijn moeder. Kasper heeft hem niet gekend.

“Tante Jopie, mag Riekje vallen?” Mijn moeder wist niet wat hij van plan was en zei dat mijn zusje, die nog maar pas kon staan, mocht vallen. Nog geen drie tellen later had hij haar omvergeduwd. Het klopte: zij mocht vallen en kon er tegen. Hij wilde weten hoe de zaken in elkaar staken. Dat deed hij door grondig onderzoek te doen. Geen klok was veilig voor hem. Hij haalde alles uit elkaar. Later werden dat bromfietsen en nog weer later auto’s. Maar die zette hij dan ook weer in elkaar. Mijn bewondering voor hem groeide met de jaren.

Samen brachten we vakanties door in Wijk aan Zee, in Westenschouwen en in Zwitserland. In Amstelveen brachten we vele dagen door op Schiphol. In Apeldoorn gingen we naar het Badhuis of het Sportfondsenbad en ‘s nachts luisterden we naar Radio Luxemburg. Uit Amsterdam, hij was een keer weggelopen van huis, kwam hij helemaal ontredderd terug. Er staan daar geen bomen, was zijn klacht. We trokken met een zestienkwadraat door Friesland en kampeerden vele jaren in de zomervakantie op een boerenerf in Muggenbeet. Later nam hij mij mee naar de Eurobeurs in Apeldoorn of naar de Buitensociëteit in Deventer. Daar werd gedanst en er speelden bands. Ik wist niet wat ik meemaakte. C+B stond overal op de muren gekalkt. Daar had ik in Amstelveen nog nooit van gehoord. Vanaf dat moment kocht ik alle platen die hij had. Them, Cuby & The Blizzards, The Yardbirds, Frank Zappa. En The Kinks na een optreden in de Eurobeurs.

En toen was het opeens over. Ik trouwde en Kasper had vriendinnen, wel allemaal even aardig. Zijn moeder verhuisde naar Ossenzijl en hij bivakkeerde op andere adressen in Apeldoorn voordat hij terugkeerde in de Gardenierslaan. Soms spraken we elkaar door de telefoon. Of we mailden. Sporadisch. Vorig jaar oktober voor het laatst. Hoe is het eigenlijk met jou, schreef ik. We worden oud. Het is een wonder dat we nog leven. En heb je mijn stukjes over Muggenbeet gelezen? Doe ik morgen, antwoordde Kasper, dan kan ik er weer tegen, nu ga ik slapen.

Ik zie een bericht op het Peppers Rus Forum. Kasper schrijft: “Helaas is de Aji in zijn elfde jaar gestopt. Ik laat hem nog even staan maar zie eigenlijk geen leven meer.” Dat was drie maanden geleden.

Twee weken geleden is Kasper overleden. Kasper Karssen was mijn neef. We scheelden een jaar. Dat dit kon gebeuren. Ik had gedacht: ooit, als we oud, bezadigd en uitgepuzzeld zijn in het leven, komen we nog eens samen en dan halen we herinneringen op, aan vroeger en hoe wij waren.

Dat gaat niet meer lukken ben ik bang.



Kasper Karssen * Den Haag 8 december 1947 † Apeldoorn 5 juli 2021

Ossenzijl 1973


Van Morrison & The Blizzards – My Lonely Sad Eyes (Buitensociëteit Deventer 1967)
afgesloten door een klein stukje Kitaro Japanese Drums


neem de indianen van peru de eerste strofe van een gedicht van cees buddingh’, tirade 1966