De pimpelmezen zijn uitgevlogen!
Twee weken lang was het pimpelmezenouderpaar, nadat het eerst de eieren had uitgebroed, af en aan gevlogen, op en neer naar de promenade voor wurmpjes en andere lekkere hapjes. Het had er twee akelig afgetrainde stekelkopjes aan over gehouden. Hoe hielden ze het vol.
En hoe hielden wij het vol. Na de koolmezenramp van vorig jaar en het mereldrama twee jaar geleden, hielden we nu dag en nacht de wacht achter het raam klaar om in te grijpen. De vijver was afgedekt, het luchtruim gesloten voor eksters, katten hadden tuinverbod en alle mogelijke landingsplaatsen voor het aanstaande grut waren obstakelvrij gemaakt. Als je de natuur haar gang liet gaan dan kwamen daar onvermijdelijk ongelukken van en Nanny had verklaard dat ze niet weer vogellijkjes ging ruimen.
Vanmorgen was het zover. Een voor een verschenen acht kleine mormels in het gat van de nestkast en waagden de sprong. En wonder boven wonder viel er geen een te pletter maar vloog het gepeupel feilloos de hoge struik bij de buren in, zoals hun vader en moeder het ze hadden voorgedaan. Zoals ze ook hadden geleerd dat je stil moest zijn als er gevaar dreigde en zich moesten melden als een ouder op de nestkast landde en het afgesproken teken roffelde. Als ik ze bijvoorbeeld in de maling wilde nemen en op het dakje tikte hielden ze zich doodstil. Ik was gevaar.
Slimme vogeltjes dus, die pimpelmezen. Daar kunnen de koolmezen en de merels een voorbeeld aan nemen. Als ik bij die vogeltjes op hun dakje of nest tikte begon het hele spul gelijk te piepen en te schetteren en hun bekjes open te sperren, niet te kort. En ik zie nog zo’n koolmeesjong rechtstandig naar beneden te pletter vallen, een kleine merel nog net de schutting halen, daar af kukelen en regelrecht de vijver in lopen. Ja, lopen! Die hebben dus duidelijk niet zo goed naar Darwin geluisterd.
Nanny zegt dat het grootste wonder van de kleine pimpelmezen is dat ze mij overleefd hebben en niet aan stress bezweken zijn.