Oom Wim

Oom Wim kan zijn linker oor bewegen. Oom Wim is ingenieur en scheepsbouwer en directeur van de Amsterdamse Droogdokmaatschappij (de ADM). Maar nu is hij met pensioen en mag hij alleen dat kunstje met zijn oor nog doen. Zijn bureau in het nieuwe huis in Nunspeet staat vol cadeau’s die hij heeft gekregen bij zijn afscheid van de werf. Ik logeer bij hem en tante Dinie om mij in alle rust voor te bereiden op het eindexamen van de middelbare school. Dat betekent in de ochtend een lange wandeling met de hond door het bos, in de middag een leerzaam dutje boven mijn studieboeken en in de avond lees ik kriskras boeken die ik in hun bibliotheek aantref. Dodencel 2455 van Caryl Chessman. Heel veel Willem Frederik Hermans tot en met de Mandarijnen op zwavelzuur. Drie delen Bob en Daphne van Aalberse, gewaagd en toch netjes. En dan is er ook nog een hele rij Teilhard de Chardin, waar ik niets van begrijp. Van wie zijn die boeken, van mijn tante of mijn oom? Ik besluit dat de eerste van oom Wim is en de rest van tante Dinie, maar ook dat ik het eigenlijk niet weet.

Oom Wim heeft een houten poot. Elke morgen bindt hij die met een leren tuig aan zijn onderbeen vast. Als kind is hij in Amsterdam bij het spelen op de trambaan met zijn voet onder de tram gekomen. Het heeft hem niet klein gekregen. Maar hij kan het moeilijk verkroppen dat zijn zoon Robert aan kinderverlamming een slepend been heeft overgehouden. Toen we allemaal nog in Amstelveen woonden, werden mijn zusje Rika en ik elke zondagmorgen opgehaald om met hem en Robert te gaan wandelen in het Amsterdamse Bos.

Wij keken erg op tegen oom Wim. Directeur van de Amsterdamse Droogdokmaatschappij. En oom Wim had een Mercedes. Een automaat. Dat was vanwege die voet. Mijn vader haalde zijn rijbewijs. Hij mocht in de Mercedes van oom Wim rijden. Ergens bij Ouderkerk aan de Amstel trapte mijn vader de koppeling in. We stonden opeens stil. Oom Wim die naast hem zat vloog met zijn hoofd tegen de voorruit. Godverdomme zei oom Wim. Op de achterbank hielden mijn moeder, mijn zusje en ik ons muisstil. Dat mijn vader daarna die dikke Mercedes Benz heelhuids langs de grachtjes en over de bruggetjes van Amsterdam heeft gekregen, met oom Wim mokkend naast zich, is een wonder.

Mijn vader wilde ook een auto. Hij had gespaard maar niet genoeg. Ik weet het niet zeker maar ik denk dat mijn vader oom Wim toen om een lening heeft gevraagd. De sfeer bij ons thuis was een tijdje om te snijden. Kwam het door oom Wim? Ik vroeg het mijn moeder. Zij zocht naar woorden. Haalde een paar keer diep adem, kreeg rode vlekken, haar handen tot vuisten gebald. Toen kwam het hoge woord eruit: “Oom Wim is…is…(ze haalde nog een keer adem)…oom Wim heeft een hart van goud”. Later, pas toen tante Greet de aankoop van de auto mogelijk had gemaakt, begreep ik de les van mijn moeder: gij zult geen kwaad spreken.

In Nunspeet is de Mercedes ingeruild voor een Wolseley. Oom Wim gaat een ritje maken in de nieuwe auto. Ik mag mee. Oom Wim trekt een met ivoor ingelegde knop uit het houten dasboard. Er staat een C op. Dat is de choke zegt hij. Nu moet ie er weer in. Maar wat hij ook probeert, het lukt oom Wim niet. Godverdomme zegt oom Wim. Hij schuift z’n leren stoel naar achteren, leunt achterover en trapt dan met zijn houten voet de knop weer terug in het dashboard. Zo, zegt hij tevreden.

De volgende dag blijkt de choke onbruikbaar te zijn geworden. In de garage leggen ze oom Wim-de-ingenieur voorzichtig uit dat een subtiel kwartslagje naar links (of naar rechts, daar wil ik vanaf zijn) voldoende zou zijn geweest. En op slag, bijna even subtiel, is oom Wim in mijn ogen een stuk aardiger geworden. Haha oom Wim, doe nog eens dat kunstje met uw oor, dat kan u goed.

Ir. Jan Willem Robert Thomson (1902-1973)
van 1946 tot 1965 directeur van de Amsterdamse Droogdokmaatschappij (ADM)